bezinning, bezieling, beweging

Wat nu te doen?

Voor het eerst in mijn leven op reis naar Thailand. Al in het vliegtuig naar Bangkok betrap ik mijzelf erop dat ik wantrouwend naar alleenreizende mannen of groepjes mannen kijk. Mij bekruipt het gevoel dat ze van plan zijn om zich met een vrouw, meisje of met een jongen te vermaken.

In het straatbeeld kom je dit stereotype patroon vaak tegen: oudere Westerse man met Thaise jongen, meisje of vrouw. Wellicht was het voor de vrouw nog min of meer een keuze om aan de armoede te ontsnappen, maar voor de kinderen was het zeker geen eigen keuze! Schrijnend vind ik de nachtmarkten in Bangkok, ooit ingericht voor het amusement van de US soldaten. In het midden van de marktstraat bevinden zich stalletjes met de gebruikelijke toeristen spullen: Boeddha’s in alle soorten en maten, olifantjes, sjaaltjes, tasjes en kleren. Maar aan beide kanten zijn bars en kroegen, de deur half open, dansmuziek die naar buiten dringt. Door de halfopen deuren zie je jonge meiden – ik schat ze tussen de twaalf en vijftien – in bikini’s en op hoge hakken, dansend op de tafels.

Ik ben in Thailand te gast bij de Generale Assemblee van Aziatische kerkvrouwen die mij uitleggen dat kinderen en jongeren in de Thaise bergen geronseld worden voor de seksindustrie, daar waar de bevolking het armst is! Ouders verkopen hun kinderen letterlijk voor geld. Eenmaal ‘aan het werk’, gaan de kinderen niet meer naar school. Ze krijgen weinig te eten om slank te blijven en de jongetjes krijgen vrouwelijke hormonen toegediend zodat ze borstjes krijgen. Thaise kerken hebben projecten opgezet om kinderen uit deze ellende te halen. Gemakkelijk is dat niet, al te vaak keren ze weer terug, er moet immers brood op de plank komen en geld naar huis worden gestuurd. Voor de kroegbazen is het big business, er gaat veel geld in deze zaken om. Ondanks aangescherpte wetgeving – wereldwijd – blijkt het uitermate moeilijk om aan deze misstanden een halt toe te roepen.

Eerder en nu

Verbazingwekkend is dit alles helaas niet en ook niet nieuw. We weten het al lang. In feite is er overal ter wereld sprake van vrouwen- en kinderhandel, óók in Nederland. Op de Assemblee, de vergadering, waar ik aanwezig ben horen we hoezeer de problemen in alle zestien aanwezige Aziatische landen op elkaar lijken. Of het nu gaat om draagmoederschap uit armoede of werken in de seksindustrie, het zijn in beginsel allemaal strategieën om te overleven.

Ik vraag mijzelf af hoe het toch komt dat vooral de vrouwen zich zo verantwoordelijk voelen voor hun gezinnen en zichzelf volkomen wegcijferen en opofferen om hun kinderen te eten te kunnen geven.

Het blijkt dat armoede de hoofdoorzaak is die mensen doet belanden in verschrikkelijke leefomstandigheden, vol dwang en geweld.

Het is niet te bevatten dat pooiers en seksbazen zo zonder gewetensbezwaren over het leven van anderen heen walsen. Het is trouwens niet zo dat alleen mannen dit doen, ook vrouwen pikken iets mee van de big business, zij zijn eigenaressen van sekstenten en ronselen de vrouwen en kinderen. Het klinkt in deze context bijna cynisch om het dan over de mens als beeld en gelijkenis van God te hebben en dat ieder mensenleven van waarde is. Daar hebben de daders geen oren naar.

Wat nu? Niet morgen, niet later…

Er moet toch iets gebeuren! We moeten doen wat binnen ons bereik ligt. Bijvoorbeeld zorgen voor bewustwording van de onevenwichtige machtsverhoudingen. Ieder mens heeft toch recht op de integriteit van zijn of haar lichaam, en moet aanspraak kunnen maken op alle fundamentele mensenrechten! De cultuur van het machismo, het patriarchaat – ook in onze kerken en in de theologie aanwezig – moet worden ontmaskerd. De theologische legitimatie van geweld, (zie bepaalde verkrachtingsverhalen in de Bijbel: Hagar, Tamar, een niet bij name genoemde vrouw en de dochter van Jefta), moet worden blootgelegd zoals al in de jaren 1970 – 1980 in de feministische bijbel exegese is gebeurd door Phyllis Trible. Ontkracht zodat ze niet meer tégen vrouwen kunnen worden gebruikt.

Op de Assemblee ontmoet ik een katholieke zuster die een beweging genaamd Thalita Kumi heeft opgericht – deze is vergelijkbaar met onze Stichting Religieuzen Tegen Vrouwenhandel. De naam van de beweging komt uit het Markusevangelie en verwijst naar de opstanding van het dochtertje van Jaïrus. Hun hoofddoel is om priesters, boeddhistische monniken, oversten van kloostergemeenschappen en bisschoppen ervan te doordringen dat vrouwenhandel en kinderhandel bestaan en bestreden moeten worden.

Aansluitend aan de conferentie van Aziatische Christenvrouwen zit ik met de Fellowschip of the Least Coin om tafel, een wereldwijde vrouwengebedsbeweging die collectes houdt voor vrouwen- en meisjesprojecten. Ruim zestig jaar geleden werd deze organisatie door Shanti Salomon, een vrouw uit India samen met andere Aziatische en Noord Amerikaanse vrouwen in het leven geroepen. Het idee is dat iedereen kan bijdragen, elke kleinste munt is welkom naar het voorbeeld van ‘de weduwe en haar penningske’. Uit alle werelddelen komen projecten onder de aandacht ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en meisjes. Het gebeurd soms heel subtiel. Meisjes moeten bescheiden en dienstbaar zijn, mogen niet uitdagen of een uitgesproken eigen mening hebben. Deze boodschappen kregen niet alleen de generaties voor ons mee, maar ze worden nog steeds verkondigd.

Een belangrijk signaal is dat het niet altijd gepaard gaat met bruut lichamelijk geweld

In mijn werk kom ik regelmatig in aanraking met vrouwen die een incest verleden hebben. Opvallend genoeg speelt de combinatie van religie en machtsmisbruik hierin nog steeds een rol. Als kind, nog in een afhankelijkheidspositie, worden vrouwen vaak geïntimideerd, bijvoorbeeld door het gehoorzaamheidsbeginsel jegens je ouders, het vijfde gebod (Eert uw vader en uw moeder). Ze worden bang gemaakt met een beeld van God die Almachtig en streng is, die alles ziet en aan de kant van de dader staat.

Verzoening en vergeving blijken in deze context een schier onmogelijke en wellicht ook onmenselijke opgave. Maar voor velen is het toch van belang gebleken om de confrontatie met de dader aan te gaan, zodat deze mogelijk de gevolgen van zijn daden erkent en er verantwoordelijkheid voor neemt. Voor de slachtoffers gaat het er niet om te vergeten wat er is gebeurd, maar om ervan los te komen – en misschien, misschien ooit om te kunnen vergeven. Het gaat om ‘heelwording’.

Wat nu?

Niet vergeten: je ogen open houden, bewustzijn kweken, aandacht blijven houden, misstanden signaleren. Maar natuurlijk ook handelen! Acties en projecten op touw zetten, solidair zijn, hoop geven, met kleine stappen op weg naar een menswaardige wereld!

__________________________________________________________________________

Martina Heinrichs is feministisch theologe, ze is actief in de Nederlandse en internationale oecumenische vrouwenbeweging, en bestuurslid van de Fellowship of The Least Coin. Martina is werkzaam bij Stichting Dominicanenklooster Huissen. Ze begeleidt onder andere projecten t.b.v. vrouwelijke vluchtelingen, bijstandsmoeders, vrouwen uit Blijf van mijn Lijf huizen en voor meiden uit kansarme gezinnen.