bezinning, bezieling, beweging

Wat flauw, wat ’n flow

Of hoe mijn hardnekkige interne criticus een zacht gekookt eitje werd.
Via een schrijfwedstrijd won ik de volgende prijs. Een vijfdaagse stilte- en schrijfretraite in een klooster, onder begeleiding van een Nederlandse auteur/boeddhiste. Het spreekwoord over ‘een gekregen paard’ indachtig trok ik vol goede moed, plus splinternieuwe pen en papier, naar Huissen – een trip van 4,5 uur met openbaar vervoer vanuit Brussel. Eerste les: in Nederland hebben treinen ook vertraging. Ik kwam te laat en miste de inleiding met uitleg over de praktische zaken. Geen probleem, dat zou ik naderhand nog wel te horen krijgen via mijn medecursisten.

Het obligate kennismakingsrondje zou ‘enigszins anders’ aangepakt worden, aldus de begeleidster. Eerst rondwandelen door de ruimte – een geëquipeerde zolderkamer van kloosterproportie – dan een persoon ontmoeten, diep in elkaars ogen kijken en besluiten met de woorden “ik zie je” en “ik ben er”. Niet meer, niet minder. Vooral dat eerste bleek lastig. Behoorlijk invasief en intiem om van nabij te staan staren in de ogen van een wildvreemde. Het maakte al meteen iets los, al was het maar de tongen in de nabespreking.

Volgende stap: we moesten allemaal een kwalijke gewoonte kiezen om op te geven gedurende drie dagen. Koffie, smartphone, sigaretten, make-up,… maakte niet uit wat, zolang het maar ergens pijn deed het te moeten missen. Een pauze bedenktijd. Ik blies sceptisch bij het vooruitzicht van deze vrijwillige kwelling. Dat dit geen traditionele schrijfvakantie was, werd me des te duidelijker toen een medecursiste me terloops wees op ‘o, ja, nog een praktische zaak: vanaf morgen gaan we de stilte in.’

Huh, come again? ‘Stilte, als in niks zeggen, helemaal niks?’ Bevestigend geknik. ‘Heerlijk he!’ Ik deelde de opgetogen glimlach en de enthousiaste blik in haar ogen niet. Say what? Say nothing. Shht!

Op mijn kamer doorlas ik nogmaals het programma. Yep, het stond er zwart op wit: morgenochtend, ‘stilte van kracht’, en drie dagen later, ‘stilte wordt doorbroken’. Had ik compleet naast gelezen. Dit heette inderdaad een stilte- en schrijfretraite, maar in mijn hoofd klonk dat als: iedereen krijgt zijn persoonlijke ruimte om in alle rust te werken aan zijn project. Misschien moest ik eens een cursus begrijpend lezen overwegen?

Het programma ging aan de kant, samen met mijn scepsis. Oké, ik had hier misschien niet zelf voor gekozen, maar dat betekende niet dat ik het geen kans moest geven. Mijn verwondering sms’te ik weliswaar toch naar het thuisfront.

Tijdens het rondje over de vrijwillige opgave beloofde ik de groep om mijn koffiegebruik te beperken tot eentje ’s morgens. Ik kon het niet laten mijn verbazing uit te spreken: woorden opgeven vond ik eigenlijk al straf genoeg. Dat ging pijn doen, mijn mond niet mogen gebruiken. Algemeen gelach. Ik werd gerustgesteld; praten kon wel tijdens de sessies. Daarbuiten echter, snaveltje dicht, ook aan tafel tijdens de maaltijden. Aïe, daar had ik nog niet aan gedacht, in mijn verbeelding hoorde ik weerzinwekkend geslurp, gesmak en gekauw. O mijn God! Die zou hier vlakbij moeten zijn.

In de uitnodiging werd uitdrukkelijk gevraagd om pen en papier mee te brengen, dus gehoorzaam lag het materiaal bij de eerste schrijfsessie op mijn schoot, enigszins onwennig. Ik ben namelijk verknocht aan een toetsenbord; ondanks alle nerveus getokkel en non-stop herfraseren blijft de tekst er heerlijk netjes uitzien. Op een kladblok wordt dat algauw een onleesbare kliederboel. Bovendien kan mijn hand nooit gelijke tred houden met mijn overactieve hoofd. Frustratie en schrijfkramp zijn steeds het gevolg. De eerste opdracht: 10 minuten associatief schrijven over een opgelegd thema zonder je hand op te heffen en zonder je druk te maken over spelling of formulering.

De perfectionist in mezelf kreeg een hartaanval. Plots dook twijfel op; had ik een prijs gewonnen of een sessie zelfkastijding?

Dapper deed ik mee, mijn comfortzone brokkelde af. Pagina na pagina vulde zich met absurde kronkels, gekruid met sarcasme, zelftwijfel en pessimistische overpeinzingen. En dan komt ineens – als uit het niets – het voorstel: “lees je tekst nu luidop voor.” Ditmaal was het mijn zelfvertrouwen die een crise kreeg. Een ongefilterde inkijk in mijn bijwijlen gestoorde geest delen met onbekenden? No way! Opnieuw overwon ik mijn weerstand en las het gekribbel toch voor. Zonder iemand aan te kijken. Na de laatste zin bleef de wereld gewoon overeind, niks ingestort, onoverkomelijk veranderd of kapotgegaan. Dat viel best wel mee. Wauw! Een openbaring, een opluchting.

De sessies gingen hun gewone gangetje: in stilte ontbijten, deelnemen aan de lauden, collectieve ademhalingsoefeningen en yoga, deelnemen aan de middagdienst, in stilte lunchen, vrije tijd, daarna schrijfsessies en voorlezen, deelnemen aan de vespers, dineren in stilte, het afsluitende literair salon en ten slotte de avond doorbrengen in stilte.

Eenmaal de routine zich nestelde – als je dat al kunt stellen na drie dagen – had het iets heel rustgevends. De eenvoud, de stilte in jezelf leren (ver)kennen, alleen zijn met je gedachten, opborrelende gevoelens opmerken en ze leren aanvaarden zonder er verbaal gevolg aan te geven. Het werkte therapeutisch, ik mediteerde meer dan ooit.

Wat aanvankelijk zo beklemmend en intimiderend leek, bood nu een innerlijke vrijheid en rust. Zoals een medecursiste het nadien zo mooi uitdrukte: het is ‘ont-moeten’. Toegegeven, ik telde tegelijkertijd af naar dat bevrijdende moment. Met een einddoel in zicht was de uitdaging makkelijker te aanvaarden.

Een vermeldenswaardig moment: de eucharistie aan het einde van de week heeft me werkelijk weten ontroeren. Ik observeerde volop en ontdekte menselijke broosheid en warmte. Klinkt melig – vindt mijn innerlijke criticus – maar echt: ik had een momentje. Hartverwarmend, toen iedereen elkaar een hand kwam geven om ‘vrede zij met u’ te wensen. In de rush van het moderne leven is hier amper plaats voor, nochtans heeft iedereen twijfels en angsten. Het doet deugd om dat te durven erkennen en elkaar daarin te steunen. De zingende paters hebben me weten raken in hun Middeleeuwse pijen, met hun onvoorwaardelijke devotie en innerlijke rust.

En dan was ie daar: de laatste avond. Iedereen bleef trouw aan zijn zwijgplicht tot die finale klokslag, maar je zag hier en daar al een fonkeling in de ogen. Nog een laatste inspanning, extra hard de lippen opeen en dan eindelijk, de ban gebroken. Gezellig op onze zolder konden we nu vrijuit praten, met een glaasje wijn ter inspiratie. Grappig detail: we hadden elkaar zwijgend opvallend goed leren kennen, maar moesten nu toegeven elkaars voornamen niet te herinneren uit het begingesprek.

Bij wijze van conclusie, als praten zilver is en zwijgen goud, dan had ik nooit gedacht zo tevreden te zijn met een tweede plaats, het voelde als een heuse bevrijding na drie zeges op rij. En ja, ik was eruit: met die schrijfwedstrijd had ik werkelijk een prijs gewonnen.


Stijn Claeysier (1983) woont en werkt in Brussel als freelance journalist en copywriter. Naast schrijven is hij gepassioneerd door drummen en rotsklimmen. Ooit een eigen roman uitbrengen, is zijn jongensdroom.

Stijn nam deel aan een vijfdaagse stilte- en schrijfretraite onder begeleiding van Geertje Couwenberg. 

Reacties (2):

  1. Wendy Wessels

    17 april 2018 at 11:10

    Da’s een mooi stuk, Stijn! Dank voor het delen. Ik herinner me je strijd met de stilte nog en de weldaad die volgde. Wat een cadeau heb jij ontvangen!:-) Succes met al je schrijven, Wendy

    • Stijn Claeysier

      17 april 2018 at 17:20

      Hey Wendy, leuk dat je me langs deze weg antwoordt. Was fijn om je te leren kennen en om de eerste ‘spa-oprispingen’ met jou te delen. 🙂 Eveneens veel succes nog met het schrijven! Groet, Stijn

Gesloten reacties.