bezinning, bezieling, beweging

Levenseinde en levensvreugde

Drie keer per week ben ik in het hospice waaraan ik verbonden ben als geestelijk verzorger. Elke keer wordt mij onder de neus gewreven dat het leven, ook míjn leven, eindig is. ‘Word je daar niet doodmoe van?’, vroeg iemand mij laatst, zelf verbaasd over de onbedoelde woordspeling. ‘Nee’, flapte ik eruit. ‘Het brengt me juist meer levensvreugde.’

Mevrouw Meijer is sinds een paar dagen in het hospice. Als ik ga kennismaken, tref ik haar op een tuinstoel op het terrasje voor haar kamer. Haar brede glimlach vertelt me dat ze zit te genieten van de lentezon. ‘Ik houd het niet lang vol, hoor, in deze stoel. Maar ik wilde graag even buiten zijn. Straks ga ik weer liggen.’ Ze ademt diep in, met haar ogen dicht. Weer die glimlach. Ze ontroert me. ‘Als ik u zo zie, denk ik dat hier een gelukkig mens zit.’ Ze lacht. ‘Ja, dat is ook zo. Al voelt het gek om het zo te zeggen. Maar er is zoveel van me afgevallen sinds ik ziek ben. En nu, nu ik hier ben, hoef ik echt niets meer. Ik kom helemaal tot rust.’

Ik nodig haar uit om te vertellen over haar leven. Ze schetst een beeld van een redelijk onbezorgde jeugd, huwelijk, kinderen. Samen met haar man een bedrijf gerund in de horecasector. ‘Alles ging … nou ja, op rólletjes is teveel gezegd, maar er was nooit tekort en de problemen waar we tegenaan liepen, hebben we altijd kunnen oplossen.’ ‘Dat klinkt als een fijn leven. Wat viel er dan van u af toen u ziek werd?’ Het is een tijdje stil. ‘Ik heb me toch altijd sterker moeten voordoen dan ik ben. Dat werd niet van me gevraagd, dat moest ik van mezelf. Ik heb altijd het gevoel gehad, ook in mijn huwelijk en in de zaak, dat als ik zou omvallen, dat de wereld dan zou instorten. Toen ik ziek werd, viel ik om.’ ‘En? Stortte de wereld in?’ Ze schudt haar hoofd. Er biggelt een traan over haar wang. ‘En nu denk ik: hoe was mijn leven geweest als ik mezelf eerder had toegestaan om niet altijd maar sterk te zijn? Was ik dan niet … gelukkiger geweest?’

Wonderlijk! Jaren-, nee, decennialang doen we ons voor als diegene die we dénken dat we moeten zijn. We maken een beeld van onszelf in ons hoofd en dat beeld moeten we koste wat het kost overeind houden. We doen ons sterker voor dan we ons soms voelen – of juist zwakker. We blijven op de weg die we ooit ingeslagen zijn, omdat we bang zijn niet te voldoen aan onze eigen verwachting dat we ‘betrouwbaar’ zijn. We stoppen ons sluimerende gevoel van onvrede diep weg, omdat we altijd meegaand moeten zijn of omdat we ‘niet moeilijk mogen doen’ – vinden we. We bijten tegen beter weten in door, terwijl we eigenlijk niet meer kunnen, omdat we onszelf niet willen tegenvallen of teleurstellen. Wie goed naar zichzelf kijkt, weet hoeveel energie er gaat zitten in het voldoen aan de beelden die je van jezelf hebt. En soms zijn we pas helemaal aan het eind van ons leven in staat onszelf de ruimte te geven. Kunnen we pas dan onszelf toestemming geven om te zijn wie we zijn.

De traan van mevrouw Meijer doet mij dat aanvoelen als een gemiste kans. Haar ziekte heeft haar iets heel kostbaars gebracht: ze voelt zich vrij. Ik bedoel niet dat ze niets meer hoeft te dóen, dat ze een lege agenda zou hebben. Ik bedoel: ze hoeft niet meer te zijn wie ze niet is. Ze hoeft zich niet meer groter of sterker voor te doen dan ze zich op dit moment voelt. Ze kan zichzelf eindelijk toestaan te zijn wie ze is. Hélemaal, met alle zwakheden en tekorten die ze ook heeft.

Ik bevind me in een bevoorrechte positie. Ik krijg drie keer per week de gelegenheid om bij wijze van spreken vanaf mijn sterfbed naar mijzelf te kijken. Dat perspectief geeft een heel ander zicht op mijn leven zoals het nú is. Ik word er niet mismoedig van, zo van: ‘Waar doe ik het allemaal voor? Ooit ga ik toch dood.’ Eerder geeft het me een enorme impuls nú al te leven alsof ik niets hoef. Natuurlijk, ik ga gewoon naar mijn werk en ik zorg voor mijn gezin en wat al niet meer. Maar het is een groot verschil of ik dat doe vanuit iets dat ik mijzelf opleg: ik moet het goed doen, ik moet voldoen aan het beeld dat ik van mijzelf heb geschapen – of als ik dat doe met een gevoel van innerlijke vrijheid.


Marga Haas geeft samen met haar broer Filip Haas, als specialist ouderengeneeskunde werkzaam in verpleeghuissetting, het meerdaagse programma ‘De dood als bron van levenslust’.