Lied van de stem
Stem als een zee van mensen
om mij, door mij heen.
Stem van die drenkeling,
van dat stuk wrakhout,
dat een mens blijkt
als hij mij aankijkt.
Stem die mij roept: wie ben je,
mens waar is je broer?
Stem die mijn vliezen breekt
en mij bevrijdt, die
vuur uit steen slaat,
jij die mij ik maakt.
Stem die geen naam heeft, nog niet,
mensen zonder stem.
Stem als een specht die klopt
aan mijn gehoorbeen.
Woord dat aanhoudt.
God die mij vasthoudt
Huub Oosterhuis schreef deze tekst begin jaren zeventig van de vorige eeuw en Bernard Huijbers maakte er een magistrale compositie van. Een paar jaar geleden schonk Rik Veelenturf aan deze tekst een wat eenvoudiger en zingbaarder melodie, die in verschillende liedbundels werd opgenomen. Dit lied is een van mijn meest geliefde liederen van Huub. Nergens in zijn teksten komt zo krachtig de verbinding tussen de ander en de Ander naar voren als in dit lied.
Honderden ‘vrienden’
Wij bestaan dankzij en omwille van de ander. In de ander ontmoeten wij onszelf. Niemand is alleen op de wereld. Tenminste, dat hoop je. Dat zou je willen. Maar, honderden vrienden hebben op bijvoorbeeld Facebook is nog geen garantie dat er werkelijk iemand in je leven is die ten diepste jouw vriend of vriendin is. Ontluisterend was het gesprek met een groep jongeren die mij lieten weten dat ze gemiddeld vierhonderd vrienden op Facebook hebben. Op mijn vraag hoeveel échte vrienden ze hadden, moesten velen het antwoord schuldig blijven. Misschien één of twee …
Word je echt gezien?
Er is een zee van mensen om ons heen. Onze netwerken zijn veelal groot, op allerlei terreinen van ons leven komen wij mensen tegen. Wie regelmatig moet reizen in overvolle treinen, of bijna dagelijks in de file staat, in de rij voor een kassa in de supermarkt of verdwaald raakt in een grote menigte, kan zich opgeslokt weten door de mensen om hem of haar heen. De moderne media brengen ons mensen heel dichtbij. Wie niet weg is, wordt gezien. Maar, word je werkelijk gezien? Zien wij de ander wel echt? Horen we in de menigte nog wel de stem van de drenkeling, dat stuk wrakhout, dat een mens blijkt als hij mij aankijkt?
Mensen komen elkaar regelmatig tegen, maar vindt er ook een daadwerkelijke ontmoeting plaats? Wil je overeind blijven, wil je staande blijven, dan moet je mee in de vaart der volkeren. Dan lijkt er weinig tijd om stil te staan en goed om je heen te kijken. We moeten door, opgejaagd door de vooruitgang en de ontwikkelingen die sneller lijken te gaan dan het licht.
Een stem in je blijft vragen
Toch klinkt in het oorverdovende lawaai van onze tijd voortdurend die stem: “Wie ben je, mens?”, “Waar is je broer?”, “Waar is je zuster?” Een stem die klinkt van meet af aan. Er wordt een beroep op je gedaan. Om de ander te zien en te horen. Je komt als geroepen wanneer je op de ander afstapt. Je maakt je los, je bevrijdt jezelf van de mensenmassa die aan je kleeft en je ontmoet daadwerkelijk een mens. In die ontmoeting kan het gebeuren dat je weer bij jezelf komt. De ander, jij, die mij tot ik maakt.
Een werkelijke ontmoeting
Soms gebeurt het dat jij en ik elkaar werkelijk ontmoeten. Dat we die stem horen, die – als een specht – aan ons gehoorbeen klopt. Dan ontstaat er ruimte voor de ander, en ruimte in jezelf.
Je wordt bij de hand genomen, je wordt gedragen. De ander tilt je op uit de zee, breekt jouw vliezen en bevrijdt je. In de ogen van de ander weerspiegelen zich jouw ogen, de handen van de ander die jou vasthouden, ontwaar je als je eigen handen waarmee je de ander kunt vasthouden. De stem van de ander die jou roept, klinkt als een echo van jouw eigen stem. In het gelaat van de ander ontmoet je jezelf. Soms beantwoord je die vragende stem in je: je bevrijdt jezelf van de mensenmassa die aan je kleeft en je ontmoet daadwerkelijk een mens. In zo’n ontmoeting wordt de Ander zichtbaar.
De ontmoeting krijgt een Naam
In de taal van de Bijbel wordt in die ontmoeting ook de Ander zichtbaar. De God waarover de Bijbel spreekt, krijgt een Naam, een gezicht in de ontmoeting met de ander. Het is een terugkerend refrein, een woord dat aanhoudt. Ik-zal-er-zijn-voor-jou, is de betekenis van die Naam. Ik draag je op adelaarsvleugels, ik heb je geroepen. Ja, ik was het die riep: Mens, waar ben je? Verschuil je niet. Kom tevoorschijn. Pak mijn hand vast. Ik ga met je. Ga jij dan met mij?
Theo Menting