Populisme is een woord dat de wind mee heeft. Een populistisch leider is een leider die kan enthousiasmeren. Ze roepen woorden die mensen graag horen. De stem van het volk is de stem van God (vox populi vox dei), zeggen ze. Populisten kapen prachtige woorden als vrijheid en democratie. Geestdriftig scharen mensen zich onder de leuzen. Eindelijk een leider die zegt waar het op staat. Of een leider van wie men zegt: “Ik stem niet op hem, maar het moet wel gezegd worden.” Als ik goed luister naar populistische leiders, hoor ik vaak een roep tot uitsluiting. Wilders scoort hoog met zijn strijd tegen de islam. Thierry Baudet spreekt over oikofobie, de vrees voor het eigen huis. Wie goed luistert, komt hoe dan ook de leus ‘eigen volk eerst’ tegen. Wie zich daartegen verzet heet ‘oikofoob’. Dat er ook een gemeenschappelijk huis kan zijn, waar mensen samenleven met verschillen, blijft buiten beeld.
Behoefte aan leiding
Als jonge gereformeerde theologiestudent hoorde ik de Amsterdamse dominee Buskes en de Duitse theologie Dorothee Sölle discussiëren over vergeving. Ik herinner me nog als de dag van gisteren de zin van Sölle: ‘God vergeeft niet achter de rug van mensen om’. Het was een sterk verzet tegen een goedkope genadetheologie. Sölle raakte toen iets in me. Dat is gebleven. Haar boeken vlogen in de zeventiger, tachtiger en negentiger jaren over de toonbank. Graag laat ik al die titels nog eens aan me voorbijgaan. Die titels verwoorden haar program. Voor mij werd ze in haar zoektocht naar God een belangrijke gids.
Mystiek en verzet
Sölle wordt vaak neergezet als de maatschappijkritische theologe, die vrouw voor wie politiek alles is. Dat is een karikatuur. Dorothee Sölle had een heel scherpe antenne voor onrecht. Ze was kritisch ten aanzien van de westerse samenleving en haar eigen positie daarin. Zij gaf de verhalen van mensen in ademnood door. Ze schreef gedichten. Zij ontroert me door haar verhalen, door haar waarneming. In haar zoektocht naar God, naar Gods gerechtigheid verbindt ze mystiek en verzet (de titel van haar belangrijkste boek). Ze is vijftien jaar gleden overleden. Ik mis haar stem.
Geaarde spiritualiteit
Als mensen hier en nu, gekwetst en kwetsbaar als ze zijn, gebroken en breekbaar als ze zijn, weer een weg ontdekken, weer perspectief zien, dan heeft dat te maken met spiritualiteit. Weer lucht, weer adem krijgen, Heilige Geest inademen. Die mensen kom ik steeds weer tegen in de boeken van Sölle. Zij laat zien dat de hemel op aarde moet komen; en af en toe ook komt, waar mensen weer opademen, hun rug weer rechten, weer in staat zijn tot vertrouwen. Ik vind in haar boeken een voortdurend evenwicht tussen troost en uitdaging, tussen bemoediging en kritiek. Een van de titels van haar boeken is ‘Het venster van de kwetsbaarheid’. Op de omslag lees ik: “Wij behoeven licht om te kunnen denken. Wij behoeven lucht om te kunnen ademen. Wij behoeven een venster naar de hemel.” Fulbert Steffensky, de echtgenoot van Sölle, sprak in dit verband over ‘geaarde spiritualiteit’, spiritualiteit die vuile handen maakt.
Op zoek naar taal die verbindt
Ik loop langs de boeken van Sölle, Schillebeeckx, Lascaris, ter Schegget en zoveel andere theologen die me geïnspireerd hebben. Ze zijn overleden. Ze hebben ons gevoed en opgevoed. Nu zelf lopen en niet in de valkuilen trappen van het ‘terug naar vroeger’, ‘vroeger was alles beter’. Geen geloof hechten aan nieuwe gidsen en leiders die ons een witte en veilige samenleving schilderen zonder de ‘anderen’. Niet in de valkuil stappen van die uitleg van ‘joods-christelijke traditie’ die de islam buiten wil houden. Het is een zoektocht. Nieuwe gidsen dienen zich aan. Ik denk aan de website ‘Nieuw Wij’ (verbindt de verschillen). Daar komen mensen aan het woord die op zoek zijn naar verbinding. Jaren geleden hoorde ik in het IKON-programma ‘de Jacobsladder’ de filosofe Liesbeth Levy. Ze had het over een ‘community van outsiders’, mensen die zich in de oude verbanden niet meer thuis voelen, mensen die daarmee gebroken hebben of eruit zijn gezet. “Hoe verbind je die mensen?”, was haar vraag?
Feest van de Geest en de Geest van het Feest
Als ik Jezus volg in het evangelie van Lukas, word ik geraakt door de geestdrift. De intreepreek van Jezus in de synagoge van Nazareth, waar Jezus de woorden leest uit Jesaja 61: “De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer” (Lukas 4:18,19). Die woorden rolt Jezus uit in het nu. Jezus gaat de woorden doen. De Geest verbindt mensen en mensen vieren feest. Jezus gaat de uitsluiting en de theologie van de uitsluiting te lijf. De maaltijden zijn de plekken waar Jezus viert, maar ook de plekken waar Jezus de uitsluiting openbreekt. Geen gesloten religieuze kringen. Gastvrijheid hoort bij Jezus. Dat is zijn antwoord op uitsluiting. Dat is wat ik –als protestantse jongen- intens ervaar als ik in Huissen ben.
Tegentaal
Er is taal die verwoesting zaait, die verdeelt, die stookt. Er is ook taal die verbindt. Die taal mogen we oefenen en inzingen. Ik denk aan het mooie lied van Henk Jongerius: Horen, stilstaan bij de woorden.
Horen, stilstaan bij de woorden,
die ons richten op een stem
die verdoofde oren opent,
ons weer aan het roepen went.
Zoeken, speuren in de boeken
naar het oeroude verhaal
waarin mensen wegen zoeken
met die stem als klopsignaal.
Volgen, blijven in het voetspoor
van de man uit Nazareth
die ons als een vriend behoedzaam
uit de greep van wanhoop redt.
Zingen, danken voor het leven
waarin liefde hoogtij viert
en Gods Naam ons zonder vrezen
als een trouwe schaduw siert.
Voor mij zijn deze teksten en liederen tegentaal tegen een taal die ons verleidt om het spoor van liefde, recht en verbinding te verlaten.
Dorothee Sölle laat in haar boeken zien dat de hemel op aarde moet komen; en af en toe ook komt, waar mensen weer opademen, hun rug weer rechten, weer in staat zijn tot vertrouwen.
Na mijn inspiratie bij inmiddels overleden theologen moet ik nu zelf lopen en niet in de valkuilen trappen van het ‘terug naar vroeger’, ‘vroeger was alles beter’. Geen geloof hechten aan nieuwe gidsen en leiders die ons een witte en veilige samenleving schilderen zonder de ‘anderen’, maar op zoek gaan naar verbinding.
Tekst Bram Grandia, predikant met emeritaat
Afbeelding Gitta Nieuwenburg. Venster, 2016