bezinning, bezieling, beweging

Over geluk en ongeluk in de daklozenopvang

Mijn eerste ervaringen met een dakloze waren die met Swiebertje. Op zondag wilde mijn vader nog al eens in een nostalgische bui de afleveringen van deze vrolijke landloper met zijn drie dochters delen. Binnen tien minuten lag hij dan zelf te slapen op de bank en zaten wij de voor ons veel te trage televisie uit. Maar buiten het feit dat het voor mij saaie en langzame film was, gaf Swiebertje mij wel een indruk, namelijk dat een ‘zwerver’ gelukkig is en bovendien kiest voor dat dakloze bestaan.
Nu ik reeds vier jaar werk in de daklozenopvang van Arnhem, wil ik wel weer eens die indruk heroverwegen. Hoe zit dat nou met geluk en ongeluk in de daklozenopvang? Als je geen huis hebt, geen thuis, kun je dan geluk ervaren of ben je als dakloze mens per definitie veroordeeld tot een ongelukkig bestaan?

Laat ik voor ik mijn overweging begin allereerst wat zeepbellen van ideeën doorprikken. Swiebertje, die bestaat niet meer, als hij al ooit bestaan heeft. Om maar een korte opsomming van verschillen te noemen, leven de meeste dakloze mensen in grote steden en niet in dorpen waar gemeenschapsgevoel heerst. Veel dakloze mensen hebben te maken met ontwrichtende verslavingen en er is (vaak daardoor) geen of weinig contact meer met vrienden of familie. Een aanzienlijk aantal mensen in onze opvang is ontslagen arbeidsmigrant of uitgeprocedeerde vluchteling. Zij leven ver van hun geboorteland een ontheemd bestaan. Bepaald geen vrolijke landlopers dus, die gebakken eieren gaan eten bij hun goede vriendin Saartje en grapjes uit kunnen halen met de politie. Wel zijn het mensen met dromen, met name dromen van een ‘normaal’ en burgerlijk leven. Al zijn hun kansen hierop klein of (met name in het geval van illegale status) zelfs nihil. Het dakloze bestaan is daarom voor mij door de jaren heen vooral een ongeborgen en oriëntatieloos bestaan gaan betekenen. Want waar leef je naartoe en wie houdt je vast? Je staat op, je dwaalt door de straten van de stad, je drinkt een kop koffie in een opvang vol mensen die een confronterende spiegel voor je vormen, je dwaalt weer wat en je gaat slapen. Er is weer een dag voorbij. ‘Wij’ maken ons zorgen over geluk en ongeluk, ‘zij’ over overleven of niet overleven.

Dat allemaal gezegd hebbende, is een dakloos persoon dus ook uitgeprocedeerd of pertinent ontslagen als het gaat over geluk? Is geluk te verstaan als een privilege voor mensen met een thuis? Nee, zo gemakkelijk zijn we ook weer niet klaar. Geluk is en blijft namelijk ook een mysterie en geen rekensom. Huis + goede baan + gezin = geluk, dat gaat niet op. Op dat idee kunnen mensen, en dakloze mensen vormen daar absoluut geen uitzondering op, zich soms ook blindstaren. Er zijn miljoenen ongelukkige mensen op aarde met een huis, een goede baan en een gezin. Met dat soort zaken hebben we immers alleen een buitenkant van een bestaan beschreven, niet de binnenkant.

Geluk, zie ik keer op keer weer, is niet een kwestie van een rekensom bij elkaar sprokkelen. Ze valt ons vaak in genadevolle momenten toe. Er zijn momenten waarop de zon plotseling door de wolken breekt; geluk is er even. En dit kan letterlijk zo zijn, maar meestal gebeurt het metaforisch. Want al is het zo dat dakloze mensen vaak zonder gevoel van toebehoren en betekenisvolle oriëntatie door het leven gaan, soms zijn die dingen er plotseling wél even. Ik moet dan in het bijzonder denken aan de reizen die wij twee keer per jaar naar dit Dominicanenklooster maken. We zijn dan samen even uit de stad, in een kleinere groep, we zingen, vieren en creëren samen. Er gaan capuchons af, die nog niet eerder afgingen, we zien glimlachen en horen grapjes uit monden die we nog niet eerder een grapje hoorden maken. De omgekeerde werkelijkheid breekt door. “Zág je dat?” zeggen we als collega’s tegen elkaar, “zo heb ik hem nog nooit gezien”. Er wordt even niet op elkaars spullen geaasd, we zijn even uit de overleefstand. Mensen komen tevoorschijn en genieten van een plek waar het ergens over gaat en waar je dat samen beleeft.

Geluk is niet één op één te meten in termen van succes, in kansen van het kunnen meekomen in de samenleving.  Er is een diepere werkelijkheid die ons allerlei contradicties vertelt over een gelukkig bestaan samen. Dat het bestaan gaat over erkenning, erbij horen en een innerlijke vreugde. En die diepere werkelijkheid kan voor iedereen openbreken, in welke omstandigheid dan ook. We zijn misschien geneigd om een leven zonder kansen en mogelijkheden als uitzichtloos en ongelukkig te bestempelen, maar dan doen we haar tekort. Men kan er voor blijven kiezen om oog te houden voor de diepere laag in het leven: de erkenning, het toebehoren en de innerlijke kracht.

Is de kous hiermee af?: zou ik willen vragen. Nu we gerustgesteld zijn dat ook dakloze mensen momenten van geluk kunnen ervaren. Kunnen we dit beschouwen als een feelgood-conclusie waar wij in kunnen berusten. Ik denk het niet. De God van de omgekeerde werkelijkheid, die ieder mens genadig momenten van geluk geven wil, wil immers ook dat wij elkaar bevrijden van het onrecht dat we elkaar aandoen. En dakloosheid is nog steeds in veruit de meeste gevallen vervlochten met systemisch onrecht en sociaaleconomische ongelijkheid. Iedere keer dat we onszelf wijsmaken dat een ander ons geluk in de weg staat met zijn lijden, wil de God van de omgekeerde werkelijkheid ons laten zien dat wij hun bevrijding nodig hebben voor ons eigen geluk. De strijd voor sociale rechtvaardigheid is daarmee zeker ook een strijd voor geluk. Wanneer wij de ander bevrijden uit het juk van moderne slavernij, armoede, racisme, noem maar op, dan worden wijzelf in dat proces ook stukje bij beetje bevrijd. Bevrijd van verdwaalde oriëntaties, gericht op zekerheid, status, succes en consumeren bijvoorbeeld.  Zeker, hiermee wil ik afsluiten, geluk vloeit uiteindelijk voort uit solidariteit van mens tot mens.


Nienke van Ittersum is pastor in de dak-en-thuislozenopvang van Arnhem